De genetische verschillen tussen mensen, waar ook ter wereld, zijn verwaarloosbaar. We zijn, als mensheid, één soort. Er heeft de afgelopen 85.000 jaar geen evolutie plaatsgevonden. We zijn dus nog steeds de jagers-verzamelaars van toen. Sommigen van ons zijn dat nog steeds. De verschillen tussen volkeren zijn niet genetisch, maar cultureel. Maar als er in de laatste 85.000 jaar geen natuurlijke selectie heeft plaatsgevonden, hoe heeft de mens zich dan ontwikkeld van een zoogdier dat net zo afhankelijk is van Darwins wetten als de andere soorten, naar de enige soort die er in is geslaagd is om zich daaraan te onttrekken?
Wat stelt de mens in staat om te veranderen, om voor een volk een unieke cultuur te ontwikkelen, om een beschaving tot stand te brengen met waarden die nieuw zijn en die helemaal niet horen bij een cultuur van jagers-verzamelaars?
Ergens 85.000 jaar geleden is er bij de voorouders van alle mensen die vandaag leven in het DNA een mutatie opgetreden die de mens in staat stelde te veranderen zonder genetisch te veranderen. Dat is het vermogen tot zelfbeheersing. Zelfbeheersing stelt ons in staat om af te wijken van het gedrag waartoe wij genetisch zijn voorbestemd. De cultuur van een volk zit dus niet in de DNA maar uitsluitend in de gezamenlijke inspanning om oud gedrag af te zweren en nieuwe waarden te accepteren.
Zelfbeheersing en wilskracht zijn verschillende termen voor hetzelfde mechanisme. De ene term wordt gebruikt om je te verzetten tegen oude gewoonten, de andere voor het interneren van de nieuwe. De vraag is dan: zit er een richting in de veranderingen die de menselijke beschaving de afgelopen 50.000 jaar heeft doorgemaakt? En zo ja, welk mechanisme zit daar achter?