Een liberale democratie kan alleen bestaan als de overheid afhankelijk is van een belastingbetalende middenklasse. Dat is nergens in de Arabische wereld het geval. Iedereen die de demografie kent van dit deel van de wereld had dus kunnen voorspellen dat een omwenteling onmogelijk kon leiden tot een vrije democratie.
In de wereldgeschiedenis is een algemene trend te onderscheiden: de strijd van de mens om zich los te maken uit de tribale structuren op weg naar het vrije individu. Eerst komt er een profeet met een goed verhaal over universele waarden die het tribale overstijgen, met wetten die ieder individu aansprakelijk maken voor zijn eigen gedrag en een god die alles ziet, zelfs jouw gedachten. Zelfbeheersing, de verleiding weerstaan om terug te vallen in oude gewoonten is de sleutel en dat lukt alleen met een strenge god die de teugels pas los kan laten als de nieuwe waarden stevig zijn ingedaald.
Aanvankelijk vallen de goddelijke en wereldlijke heerschappij samen maar het verspreidingsgebied van de volgelingen van de twee grote profeten is te groot om als eenheid te besturen. De staat is aanvankelijk een steunpilaar voor de religie maar claimt steeds meer een eigen rol gebaseerd op supra-tribale sentimenten. Binnen de macht van de staat ontstaat ruimte voor tolerantie voor (de verachtelijke) andersdenkenden. Dat leidt niet tot individuele vrijheid, maar tot de vrijheid om individuen in eigen kring op eigen wijze te aan te sturen. In de steden zingen mensen zich los van de harde hand van religieuze en wereldlijke heersers en er ontstaat tussen de heerser en zijn lijfeigenen een middenklasse die zorgt voor economische en technologische ontwikkeling. Het beschavingsoffensief heeft de tribale structuur vernietigd en er ontstaat ruimte voor Verlichting op kleine schaal in de steden. Pas wanneer de middenklasse zo groot wordt dat de heerser voor zijn begroting grotendeels afhankelijk is van de belasting die hij kan heffen op hun economische activiteit, kan deze een tegenprestatie eisen in de vorm van rechtsbescherming en vrijheden. Pas dan is een staat klaar voor een liberale democratie.
Europa liep het hardst in deze volgorde der dingen. De Arabische wereld had een late start en het tribalisme is daar uiterst taai vooral omdat het tot recent samenviel met een nomadische vorm van overleven. Zeker het platteland zit in de fase dat er behoefte is aan een strenge god die hen uit het tot niets leidende tribalisme verlost. Waar Europa rustig kon experimenteren zonder voorbeeld van een beschaving die verder op weg was naar het vrije individu, werden de steden in de Arabische wereld voortdurend geconfronteerd met de vrije moraal. Europa creëerde staten in Arabië op een moment dat de volgelingen van de profeet nog streden om de macht met de stamoudsten en dus nog lang niet toe waren aan de staat. Het gevolg is dat een ontwikkeling in fasen (tribaal, kerk, staat, vrijheid) waar Europa 2000 jaar over deed, in de Arabische wereld in één decennium bij elkaar komt.
De sociale structuur is uiterst verwarrend, want je kunt er geen universele waarden op loslaten. Als de mens vrij is, dan is ie toch ook vrij om zijn tribale cultuur in stand te houden? Nokia, Toyota en satelliet TV garanderen dat het losbandige leven van de kleine verlichte elite overal doordringt. De verlichte despoten die steunden op hun eigen clan en minderheden, waren niet in staat voldoende economische ontwikkeling te genereren voor een snelle groei van de middenklasse. Ondertussen ging het Soennitische beschavingsoffensief tegen het verdeelde tribalisme door en lijken er heuse samenhangende meerderheden van strenge islamisten te ontstaan. Het experiment van snelle modernisering is mislukt en dat moeten we onder ogen zien.
De dictaturen van voornamelijk Soennitische meerderheden zullen we moeten accepteren als noodzakelijke fase naar nation-building ook als dat betekent dat dat ten koste zal gaan van individuele vrijheden in de steden. Religieuze minderheden zullen het moeilijk krijgen. Juist daar kan Nederland zijn geschiedenisles uit de 80-jarige oorlog inzetten: je mag andersdenkenden verachten en dat mag je zeggen ook, maar steek geen vinger naar ze uit. Tolerantie is een vorm van zelfbeheersing.
Als we constateren dat de Arabische democratie de vorm zal aannemen van Soennitische dictaturen, wat staat ons dan als Europa te doen? Turken zijn geen Arabieren, maar ook zij zijn door knoet van Mohammed en Kemal richting moderniteit geslagen. Onze liberale vrienden in Turkije vormen een minderheid, maar zij stemmen op de AKPartij. De seculiere staat had de economie verstikt met staatsmonopolies en misbruik van hun macht bij het verstrekken van vergunningen. De AKPartij doorbreekt dat en geeft individuen de ruimte om te ondernemen. De verwachting is dat de opkomende Soennitische dictaturen dat ook gaan doen. De Chinezen zijn ook geen Arabieren, maar ook daar zie je dat het toestaan van privaat ondernemerschap onder de knoet van de communistische partij heeft geleid tot economische groei en een grote middenklasse die eisen stelt als het gaat om eigendomsrechten en het milieu. Dat is nu nog lokaal, maar het moment is niet ver weg dat de overheid afhankelijk is van de belastinginkomsten uit de middenklasse. Als de grote leider van dat moment zijn partij omvormt tot een sociaaldemocratische kan hij het nog een tijdje volhouden, anders wacht een bijltjesdag.
Net als bij China, moeten Nederland en Europa zich niet laten leiden door een absoluut oordeel over de mensenrechtensituatie, maar door de vraag of het de goede kant op gaat. Onder de oude Arabische leiders was en is er economische stagnatie. Onder de Soennitische dictaturen zal er aanvankelijk een terugval zijn als het gaat om de vrijheden, maar door het midden- en kleinbedrijf te stimuleren, kan een ontwikkeling naar een echte liberale economie in gang gezet worden.
Een Soennitische dictatuur kan alleen ontstaan als de macht van de Islam er in voldoende mate in geslaagd is de tribale structuren te doorbreken zodat er een waarachtige meerderheid is. Als we weten wie die meerderheid is, kunnen we een gewapend conflict verkorten en daarmee onnodig leiden voorkomen door die meerderheid met militaire middelen te ondersteunen. Maar was die meerderheid er wel in Libië? Of hebben we daar een tijdelijke coalitie gesteund die vervolgens in een doorzeurende en verlammende stammenoorlog verzeild raakt? En hoe zit dat in Syrië? Wie is daar de tegenstander van het regime? En als je kunt vaststellen dat de opstandelingen steunen op een solide en samenhangende meerderheid, wat zijn dan je opties? Als je de leider tot aftreden dwingt, heb je daarmee nog niet de machtsstructuur aangetast die hem op het schild hield, dat zie je in Egypte. Mijn conclusie: militair ingrijpen mag alleen als de opstandelingen op een solide meerderheid steunen en zij onvermijdelijk gaan winnen; dan kan militaire steun het lijden verkorten.
Kees de Gruiter
15 februari 2012