Op weg naar de raadsvergadering van 8 januari liepen drie Marokkaanse jongetjes van een jaar of veertien voor me Metrostation Dijkzigt in. Zonder aarzeling schopten ze de poortjes open en liepen naar het perron voor ‘uptown’. Niemand reageert op het alarmsignaal dat afgaat bij illegale passage van de poortjes. Dat gebeurt nooit. De medewerkers van de RET zitten
stoïcijns achter hun veilige glas en zijn druk bezig met hun mobiele telefoons of de krant. Vanaf het ‘downtown’ perron zie ik hoe de jongetjes doorgaan met klieren. Ze rennen tegen de richting de roltrap op waarbij ze andere gebruikers half omver stoten en ze nemen al schreeuwend naar elkaar een territorium in en iedereen op het perron wijkt terug en denkt er het zijne van.
Niemand corrigeert deze jongens, vooral hun ouders niet omdat die geen idee hebben wat ze buiten uitspoken. Zij zoeken de grenzen op en er blijken geen grenzen te zijn. Toezichthouders treden niet op. Het publiek, hoe omvangrijk ook, is in de minderheid, want dat zijn allemaal individuele burgers en elk van hen heeft een groep van drie tegenover zich. Ze hebben geen misdaad begaan, dus niemand belt 112. En zo laten wij ons terugdringen in onze eigen stad door vervelende jongetjes die lopen te klieren.
Dat gebeurt overal, dus ook in winkelcentrum Plaza. Dat was in de raadsvergadering aan de orde gesteld door Henny van Schaik die winkeliers in Plaza daar naar gevraagd had naar aanleiding van een bericht in De Telegraaf. Onze gloednieuwe burgemeester was alert en was vlak voor de raadsvergadering gaan praten met de winkeliersvereniging. Klierende jongetjes? Overlast? Nee dat hebben wij in Plaza niet. Hadden ze hem verteld. Zij zijn niet blij met publiciteit die de indruk wekt dat het in Plaza niet prettig winkelen zou zijn.
Ik stelde in de raad aan de orde dat elke winkeliersvereniging met dat dilemma zit. Ze willen problemen oplossen, maar die mogen niet in de publiciteit komen. Dus worden ze ontkend. Daar moet de kersverse burgemeester doorheen prikken. Want de mensen die in de winkels werken en de mensen die in Rotterdam komen winkelen, willen zich niet laten intimideren door jongens met een grote mond.
Van bang naar boos
De asocialen die achteloos hun troep op straat gooien en die er niet aan denken de poep van hun hond op te ruimen, krijgen alle ruimte. Die ruimte nemen ook de antisemitische horden die dreigend en rellend door de straten van onze stad trekken tijdens een zogenaamde demonstratie. Er gebeurt zoveel op zoveel plekken dat dat met blauw op straat oncontroleerbaar is. Er zal een punt komen dat wij, Rotterdammers, zelf het omslagpunt bereiken van bang naar boos. Dan slaat de sfeer in de stad om waarbij de asocialen zullen voelen dat zij de ruimte niet meer krijgen. Een jonge vandaal voelt feilloos aan of hij in een metrostel zit met bange mensen of in een metrostel met boze mensen. In New York heeft dat aan het eind van de vorige eeuw een heilzame werking gehad. De zero tolerance van burgemeester Giuliano hielp, maar ook in New York slaagt de politie alleen er niet in om de onveiligste grote stad van Amerika tot een van de veiligste te maken. Dat kwam vooral omdat de New Yorkers zich niet langer lieten terroriseren door het straattuig.
Laten we hopen dat Rotterdam net zo’n beheerste en waardige omslag maakt als New York als het moment daar is dat we het niet meer pikken. Laten we hopen dat we dan een burgemeester hebben die die dat proces weet te kanaliseren en dat de schreeuwers niet de macht hebben in de raad.