Het moment dat ik mijn vrijheid vond, was toen ik tegenover m’n vader stond en hem met trillende stem zei dat ik hem in elkaar zou slaan als hij nog een stap dichterbij zou komen. Ik was een jaar of zestien en had tot me tot dat moment als een bolletje wol door de kamer laten schoppen. Ik had geleerd pijn te verdragen tot hij uitgeraasd was. Ik kon nergens heen. M’n moeder werd ook geslagen en gaf me hooguit wat meer vlees dan de anderen als ik de volgende dag aan tafel zat.
Ik kende niemand in het dorp want het was in de bible-belt waar de dominee, de notaris, de dokter en de fabrieksdirecteur buiten de gemeenschap stonden. Ik kon niet naar mijn huisarts, want dat was m’n vader. Ik kon niet naar een vertrouwensarts, want dat was m’n vader. En die had zeer gewelddadige driftbuien. Iedereen die het aan voelde komen, dook weg. Ik was liever de bliksemafleider dan altijd bang. Ik moest me verbijten en m’n wonden likken tot ik sterk genoeg was om weerstand te bieden.
Het was een bevrijdend moment. Hij heeft me nooit meer geslagen. Het was nog een hele strijd om onder zijn wraak uit te komen maar die eindigde toen ik op een grasveld in het noorden van Schotland kampeerde met mijn vriendinnetje omdat je daar zonder toestemming van je ouders kon trouwen. Ik heb er weinig aan overgehouden. Ik heb geleerd dat ik voor mezelf moest opkomen als ik vrij wilde zijn en dat ik niet op anderen moest wachten. Natuurlijk was ik bang, maar die angst heb ik in het gezicht gekeken. En dat doe ik nog steeds. Natuurlijk is het idee beangstigend om samen met Marjolijn door de Sahara naar Timboektoe te rijden zonder gids, zonder back-up, maar elke angst die ik in mijn leven heb overwonnen, heeft me sterker gemaakt en mijn wereld groter.
Zelf heb ik qua erfelijkheid niets meegekregen van zijn driftbuien en gewelddadigheid. Ik heb hem lang geleden vergeven. Wat ik er aan heb overgehouden, is dat ik elke strijd alleen voer. Ik heb altijd eigenwijze standpunten ingenomen, maar me nooit ergens bij aangesloten. Ik heb nooit aan een demonstratie meegedaan. Het enige waar ik ooit lid van was, was de ANWB voor de Reis- en Kredietbrief en de VPRO voor het behoud van de luis in de pels van de media. Pas in de negentiger jaren kwam ik tot de conclusie dat ik lid moest worden van een politieke partij als ik een effectieve bijdrage wilde leveren aan een vrij land en daarmee aan mijn eigen vrijheid.