Er is een groot verschil tussen een stad aanvliegen of er vanaf de grens naartoe rijden. Vanaf de vorige stad zie je het landschap veranderen en begrijp je de relatie tussen de stad en het platteland. De afgelopen nacht sliepen we in de Vito in een bos in de omgeving van Smolensk, net over de Russische grens vanaf Minsk. We hadden verse vis gekocht en lekkere spullen om een salade te maken.
De gietijzeren grilplaat van het Kookpunt die ik thuis op het gasfornuis zet, doet ook hier goed zijn werk. De vis insnijden met Teryaki marinade van Kikkoman, kikkererwten met sesamolie en zwarte sesamzaadjes, van die bittere rode slakropjes doorgesneden en met balsamico ook op de gril, met alleen maar gras, bomen en muggen om je heen en onzekerheid of je daar wel welkom bent… Dat valt altijd mee. De locals zijn banger voor jou dan jij van hen moet zijn en zij laten je altijd toe, ook als dat in de vorm van negeren is. Het nomadische principe dat de reiziger altijd welkom is als hij maar snel genoeg weer optieft, is universeel. Alleen in de stad word je weggestuurd.
Nu zitten we op de 20ste verdieping in een wereldstad. De buitenwijk waar ons hotel staat is net zo smakeloos als Minsk, maar de stad zelf is indrukwekkend. Van het 18e-eeuwse Wenen naar de Stalinistische torens en dat met de Russisch Orthodoxe slagroompunten… Wow!