In een zeer lezenswaardig artikel beschrijft Mark Hoogstad de achtergrond van de moordenaars van banketbakker Albert de Heer (NRC &cetera 27 januari 2008). Door armoede gedreven, trouwen mensen uit de Dominicaanse Republiek, Venezuela, Haïti en Colombia op de huwelijksmarkt van de Antillen voor een Nederlands paspoort. Volkomen kansloos komen ze als vanzelfsprekend in Rotterdam terecht “de stad met de relatief goedkoopste sociale woningvoorraad van Nederland.”

De Marokkanen in het Oude Noorden kwamen niet als gastarbeider om in Rotterdam te werken. Zij kwamen als illegaal uit de straatarme streek rond El Hoceima om te werken in de kassen rond Berkel. Dichterbij dan het Oude Noorden kon je geen goedkoop huisje vinden. De Polen die nu voor overlast zorgen, komen niet werken in Rotterdam, ze komen wónen in Rotterdam omdat hier goedkope huizen zijn en zij gaan met busjes naar de kassen of de bouwplaats.
Rotterdam is een armoedemagneet. Wie succes heeft, vertrekt weer en de kanslozen blijven achter. De hoeveelheid armen in de stad blijft constant en wordt niet beïnvloed door programma’s voor scholing, re-integratie of heropvoeding. Elk succes op dat gebied maakt weer ruimte voor iemand die de armoede elders ontvlucht. De Wet van Constante Ellende kan alleen doorbroken worden door grootschalige sloop en verbouw van de ‘goedkoopste sociale woonvoorraad’.

In de gemeentelijke Rotterdamse Stadsvisie wordt het probleem onderkend, maar er wordt niet doorgepakt. Een meerderheid van de raad is gehecht aan die goedkope woningen. Het wil er niet bij hen in dat juist de armen van Rotterdam gebaat zijn bij een drastische afname van het goedkoopste segment. Als de grootstedelijke ellende de pan uit rijst, kan wie modaal of meer verdient, met z’n voeten stemmen. Het zijn de gevangenen van de stad die geen kant uitkunnen terwijl zij hun kinderen zien afglijden.