Op zondagen luister ik het liefst in bed naar OVT en ontbijt ik bij Buitenhof. Als daarna het boekenprogramma van de VPRO begint, maak ik me meestal op om naar buiten te gaan of aan het werk. De formule van Boeken &cetera is wel aardig, maar de naïviteit van de presentator Wim Brands kan irritant zijn. Vandaag bleef ik hangen. Hij sprak met Fik Meijer, hoogleraar oude geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam over macht in het Romeinse rijk.
Brands wilde natuurlijk weer een brug slaan naar de actualiteit door Bush kwaliteiten van de Romijnse keizers toe te dichten. Dat werd door Meijer effectief gepareerd.
Interessant werd het toen een beeld geschetst werd van het Rome van 200 na Christus dat voor zeventig procent uit allochtonen uit het hele Rijk bestond. Syriërs die herrie maakten en stonken, Grieken die veel te kwistig waren met parfums… Er werd geklaagd, maar voor zover bekend waren er nooit onlusten. De immigranten werkten, integreerden, vormden een middenklasse, assimileerden en leverden hun culturele bagage in bij de Romeinse stadscultuur. Hoe komt het dat er niets bekend is over onlusten en grote spanningen? Wellicht waren die er niet. Waarom zijn ze er nu wel?
Meijer vertelde dat dit het onderwerp was van een boek dat hij in voorbereiding heeft. Dat het niet lag aan de veranderende tijden, illustreerde Meijer aan het gegeven dat de zeer brede immigratie in de VS ook niet leidt tot spanningen en onlusten. Waar het wel aan lag, werd niet besproken.
Volgens mij ligt het aan het simpele gegeven dat immigranten in het ene land wel een bijstandsuitkering krijgen als ze geen werk hebben en in het andere niet. Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Nederland, het zijn verzorgingsstaten die aantrekkelijk zijn voor immigranten die in eigen land verkommeren, maar ook in het nieuwe gastland weinig toekomst hebben. Als ik woonde in een land waar je naar de pomp moet lopen, zou ik ook verhuizen naar een land waar het water in je eigen huis uit de kraan komt, zeker als ook nog een inkomen wordt gegarandeerd bij inactiviteit dat hoger is dan een modaal inkomen voor een hardwerkende landgenoot. Ik zou liegen en zielig zijn, ik zou proberen mijn inburgeringstest te vervalsen, ik zou zelfs m’n cel in brand steken als ik daarmee zo’n sprong kon maken in mijn levensstandaard. Maar als ik wist dat ik geen enkele kans had op een uitkering, dat ik zou verkommeren zonder werk in een vreemde en misschien vijandige omgeving, zou ik de sprong alleen wagen als ik wist dat ik iets in m’n mars had dat kan bijdragen aan de economie van het ontvangende land.
Als immigranten de eerste achttien jaar van hun verblijf geen recht meer kregen op een bijstandsuitkering, net als de inboorlingen, kan Nederland weer net zo’n prettig immigratieland worden als het vierhonderd jaar is geweest, net als het oude Rome in de vierhonderd jaar van z’n bestaan.