Hier in Kaolack kruisen we de weg weer die we door Senegal van Dakar naar het oosten van de Gambia leidde. Via zo’n overvolle veerpont die in het nieuws altijd zinkt, zijn we bij Banjul de monding van de Gambia rivier overgestoken om vervolgens stapvoets over een weg vol kraters veel te weinig kilometers te maken. Het zijn niet alleen de slechte wegen die voor oponthoud zorgen.
De douane, de politie en het leger hebben om de zoveel kilometer controleposten opgezet. In Mauritanië moest alles nauwgezet in een groot boek geschreven worden. Dat proces kon versneld worden door ‘fiches’ te maken, kopieën van de paspoorten plus het kenteken van de auto. Door er bij elke post gelijk een af te geven, werden het korte stops. Er vlogen er in no time twintig doorheen.
De overgang van Senegal naar Mali is niet plotseling. De grensformaliteiten zijn relatief ‘hassle free’. Geen opdringerige helpers en hoewel de kantoren van politie en douane op onmogelijke plaatsen lagen, ver van de grensovergang zelf en achter de modderstraten van het grensdorp, werden we voorbeeldig geholpen. Verder hetzelfde delta landschap, groen, vruchtbaar, vochtig en warm. Dezelfde ezelwagentjes op de weg en dezelfde drukte van de stad als grote markt van spulletjes en werkplaatsen.
De nederzettingen veranderen wel. Van de ronde hutjes met daken van riet die in losse groepen staan met een omheining van riet die meer geldt als indicatie van het gebied van de betreffende familie dan als beschermende haag, naar lemen forten. Het principe van ronde hutjes in groepen gaat nog door, maar alles is nu veel compacter, van leem en klei, inclusief de voorraadschuurtjes en de muur om het complex. Het is een fortificatie waar je niet zomaar binnenloopt en die zo nodig verdedigd kan worden.